Jozua gaf toen de schrijvers van het volk de opdracht:
‘Ga het hele kamp door en zeg tegen het volk dat het voor proviand moet zorgen. Het zal over drie dagen de Jordaan overtrekken om het land in bezit te nemen dat de HEER, hun God, hun zal geven.’ Tegen de stammen Ruben en Gad en de eerste helft van de stam Manasse zei hij:
‘Houd u aan de opdracht die Mozes, de dienaar van de HEER, u gegeven heeft. Mozes heeft gezegd:
“De HEER, uw God, zal u vrede schenken en u dit gebied geven.” En Mozes zei verder dat uw vrouwen, kinderen en vee in dit gebied mogen blijven dat hij u aan deze zijde van de Jordaan heeft toegewezen. Maar alle weerbare mannen onder u moeten hun broeders in slagorde voorgaan in de strijd om ze te steunen, totdat de HEER u allemaal vrede geeft en ook zij het gebied in bezit hebben genomen dat de HEER, uw God, hun geeft. Pas dan mag u teruggaan en uw eigen gebied in bezit nemen dat Mozes, de dienaar van de HEER, u ten oosten van de Jordaan heeft toegewezen.’ Zij antwoordden Jozua:
‘We zullen alles doen wat u ons bevolen hebt en overal naartoe gaan waar u ons heen stuurt. Zoals we naar Mozes hebben geluisterd, zo zullen we naar u luisteren. Moge de HEER, uw God, u bijstaan, zoals Hij Mozes heeft bijgestaan. Iedereen die niet naar u luistert en zich tegen uw bevelen verzet, tegen welk bevel dan ook, zal worden gedood. Wees vastberaden en standvastig.’